holle, ajour bewerkte gouden bol. die aan het eind van de 16de en het eerste kwart van de 17de eeuw door dames aan een ketting om hals of taille werd gedragen en die een bezoarsteen bevatte. De bezoarsteen is een verstening ter grootte van een muskaatnoot die wordt gevonden in de maag van de bezoargeit.
Het bijgeloof van die tijd schreef de steen een grote genezende kracht toe voor de meest uiteenlopende ziekten en kwalen. De stenen werden in West-Europa voor exorbitante bedragen verkocht, waarbij een bedrag van ƒ1500 niet ongewoon was. Voor gebruik maakte men een aftreksel in heet water, waartoe de steen met doos en al in het water werd gelegd; vandaar dat de doos van gaatjes was voorzien. Een soortgelijk veel gedragen sieraad uit dezelfde periode is de bisamappel.