De infinitief verwijst naar de onbepaalde vorm van een werkwoord, die aangeeft wat iemand of iets kan doen, zonder te verwijzen naar wie of wat het doet.
Bijvoorbeeld: in de zin "om te lopen" is "lopen" de infinitief. Het geeft aan wat de actie is, zonder te specificeren wie of wat loopt. "Lopen" is de infinitief van "loop", "liep" en "gelopen".
De infinitief wordt vaak gebruikt als basisvorm voor het vervoegen van werkwoorden, voor het aangeven van doelen of beweegredenen en voor het vormen van bijvoorbeeld bijvoeglijke naamwoorden of werkwoordsgroepen.