Onder z. l. wordt verstaan de nakomelingschap van één homozygote plant na zelf-
bestuiving. Uit deze omschrijving volgt, dat alle individuen die tot de z. l. behoren ditzelfde, homozygote genotype bezitten. Dit betekent tevens, dat onderlinge phaenotypische verschillen hun oorzaak vinden in de uitwendige omstandigheden en dat selectie binnen de zuivere lijn i.h.a. geen resultaat zal geven (JOHANNSEN, 1909).
