fam. Leguminosae.
V. sinensis SAVI (V.caljang WALL.) is een zeer oude cultuurplant, die reeds lang in Indon. voorkwam en later ook in Am. is ingevoerd. Als groente (katjang pandjang) vervangt zij in Indon. de stamslaboon, die in de laagvlakte niet te telen is. De plant, de peulen en de zaden zijn zeer veranderlijk. Alleen hebben de zaden alle een zeer langgerekte driehoekige navel. VAN DER STOK onderscheidt 5 groepen: 1. katjang landes (liggend, peulen kort, zaden klein);
2. katjang toenggak (liggend);
3. katjang dadap (doorgaans liggend);
4. katjang pandjang (windend);
5. katjang beloet (windend, peulen ingesnoerd). Katjang pandjang is een der beste groenten in de regentijd en wordt veel op sawahdijkjes tussen rijst geteeld, doch ook op tegalan en op sawah. Benodigde hoeveelheid zaad ca l0 kg/ha. Plant verband b.v. 60 X 90 cm. Aan de voet van lange stokken legt men doorgaans 4 zaden. Na 1 maand wordt gewoonlijk getopt. Na 1 ½ maand heeft men bloei en na 2 maanden kan men de eerste peulen oogsten. Ook als gemakkelijk te verbouwen eiwitrijk veevoer en als grondverbeteraar trekt V.sinensis de aandacht. Enkele uit Am. ontvangen var. (cowpeas) bedekken de grond na ca 2 ½ maand en vormen veel organisch materiaal. De levensduur is 6-12 maanden. Verschillende var. worden in Congo door de bevolking geteeld. Alhoewel sterk aangetast door insecten gedurende de bewaring, worden zij zeer geprezen. V. hosei BACKER (in lit. ook nog wel V.oligospertna BACKER) is een sterk vertakt kruid uit Serawak, dat wel als groenbemester en grondbedekker wordt gebruikt in rubber-, koffie- en klappertuinen. Ze blijkt echter een ongunstige invloed uit te oefenen op koffie- en klapperbomen en wordt thans hoe langer hoe meer verdrongen door Centroserna pubescens.