sp., volksnamen marmotjes, gedésan/jav.). Overblijvend gras met vaak zachtbehaarde en genaaide aartjes, langs één zijde van een kantige spil ingeplant, losse zoden vormend, 10-30 cm hoog.
Op Java en Madoera en in O. Indon. voorkomend. Op Java vooral in het midden en O., in streken met geprononceerde droge tijd. Het groeit op matig of vrij sterk beschaduwd terrein, vooral op wegranden in djatibossen en klappertuinen (z. verder Hoplismenus).