is een controle, die bij de teelt van aardappelpootgoed na het rooien wordt toegepast om de mate van virusbesmetting na te gaan. Tot voor kort was de controlecultuur in gebruik, waarbij aardappelknollen na rustbreking in najaar en winter in warenhuizen worden opgekweekt ter beoordeling op uitwendige virussymptomen.
De controlecultuur is in 1954 vervangen door de TGEILANGE test.