Rij molens (meestal 2 tot 4) die elkaar het water via (een)tussenboezem(s) toevoeren. De opvoerhoogte van een windwatermolen is slechts beperkt.
Daarom was men eertijds gedwongen tot het stichten van m. voor de bemaling van diepe droogmakerijen. De benedenmolen van de m. brengt het polderwater op de (onderste} tussenboezem; de bovenmolen slaat uit op het buitenwater (meestal boezemwater).