De spiegels K en G van een d. maken een constante hoek van 45° met elkaar. De waarnemer in O ziet in de spiegel K de jalon A.
Kijkt hij nu over de spiegel heen. dan kan hij een tweede jalon zo doen plaatsen dat het beeld van A samenvalt met de tweede jalon C. De lijnen AB en CB staan dan loodrecht op elkaar. De mogelijkheid met dit instrument onderling loodrechte lijnen uit te zetten wordt o.m. gebruikt bij oppervlaktebepaling van percelen, door het perceel in rechthoekige driehoeken en rechthoekige trapezia te verdelen en van die delen de oppervlakte te bepalen.