De appelvar. worden bij hun vermeerdering geënt op onderstammen van verschillende afkomst. Enkele jaren geleden gebruikte men 3 typen van onderstammen, nl. zaailing, d. en paradijs.
Het bleek dat niet alleen de zaailingen, maar ook de onderstammen, die met d. en paradijs werden aangeduid, uit verschillende typen bestonden.
Deze verkregen afzonderlijke nummers als aanduiding, terwijl de naam van het proefstation, waar de standaardisering tot stand kwam, werd vermeld. Tegenwoordig spreekt men niet meer van d., maar om slechts één vb. te noemen, van: E(ast) M(alling) type IV. Men gaf de vegetatief voortgekweekte onderstammen in Eng. de algemene naam van ‘Paradise’.