de b. bestudeert de inkomensvorming in de bedrijfshuishoudingen door de samenhang op te sporen tussen die verschijnselen, welke voortvloeien en verklaard kunnen worden uit het econ. handelen. Zij geeft richtlijnen voor de rationele bedrijfsvoering (d.i. de doelmatige aanwending van de productiemiddelen) welke is gericht op het verkrijgen van een zo groot mogelijke winst.
Men onderscheidt vaak de volgende functies:
a. technische: arbeidsverdeling, controle op de arbeid, beweging-en tijdstudies, loonsystemen, inrichting van de werkplaatsen, streven naar continuïteit van de productie;
b. commerciële: inkoop, verkoop, reclame ;
c. sociaal-economische: aanneming en opleiding van personeel, nagaan van factoren, die de arbeidsprestatie beïnvloeden, psychotechniek;
d. administratieve : boekhouding, kostprijsberekening, statistiek;
e. financiële: financiering, balansleer.
De belangrijkste vraagstukken, welke met de laatste 3 aspecten samenhangen zijn: het bepalen van de financiële resultaten, waaronder het berekenen van kosten en kostprijzen, het waarderen van de activa voor het bepalen van de balans, de financiering. Een belangrijk vraagstuk is voorts de organisatie, waarbij men onderscheidt de interne organisatie (welke vooral met de aard van het productieproces verband houdt) en de externe organisatie (welke grotendeels met het commerciële aspect samenhangt).