De lengten van de driehoekszijden van een driehoeksnet worden afgeleid uit één bepaalde zijde, de basis. Daarvoor wordt gekozen een gemakkelijk te meten afstand.
Het is daardoor mogelijk deze met zeer grote nauwkeurigheid te meten. Voor het Ned. driehoeksnet werd in 1913 te Stroe een basis gemeten van 4320 m met een 4 m lange invarstaaf, die met inachtneming van vele voorzorgen, o.a. het controleren van het vastleggen van begin- en eindpunt der staaf d.m.v. microscopen, telkens over zijn lengte werd voortgeschoven. De middelbare fout bleek tenslotte ca 2 mm in de totale basis te zijn. de basis werd d.m.v. een basisnet verbonden aan het driehoeksnet. Uit de werkelijk gemeten basis berekende men de afstand van de toren van Amersfoort tot een triangulatiepunt op de Lunterse heide en omdat deze twee punten opgenomen zijn in het driehoeksnet dat Ned. bedekt, kan men dus alle andere zijden van dit driehoeksnet ook berekenen.