Lexicon Aardrijkskunde

Onbekende auteur (1983)

Gepubliceerd op 24-05-2021

Uganda

betekenis & definitie

officiële naam Republic of Uganda

oppervlakte 236 036 km2

inwoners 13 201 000

hoofdstad Kampala

staatsvorm republiek

staatshoofd Apollo Milton Obote

reg. leider Erifasi Otema Allimadi

officiële taal Engels

religies rooms-katholieken, anglicanen, etnische godsdiensten, moslems

munteenheid Ugandese shilling

BNP/hoofd US$ 280

lid van VN, UNESCO, UNCTAD, WHO, FAO, ILO, ECA, Brits

Gemenebest, OAU, GATT, IMF, Wereldbank

Landschap en klimaat

Uganda ligt in Oost-Afrika en grenst van het noorden uit resp. aan Sudan, Kenya, Tanzania, Rwanda, Zaïre. Het grootste deel van het land bestaat uit een hoogvlakte met savannevegetatie; in het noordoosten overheersen

steppen en is vrijwel geen boomgroei. Het klimaat is tropisch met tamelijk veel neerslag; de (relatief) droge periode valt van november tot maart. Vaak is sprake van fraaie overgangen van grasland naar loofwouden en alpiene vegetaties. Grote delen zijn bijzonder rijk aan wild en enkele grote gebieden zijn als wildpark aangewezen.

Sociale gegevens

De Ugandezen behoren tot verschillende negervolken; ongeveer twee derde van de bevolking is Bantoetalig, de rest behoort tot Nilotische en Hamitische taalgroepen. Buitenlandse kolonisaties vormen Europeanen (vaak op hoge posten in het bedrijfsleven) en Arabieren; de Aziatische middenklasse (uit Pakistan en India) werd in 1972 door Amin het land uitgezet. Het drogere noorden is nog het domein van rondtrekkende herdersvolken. Het percentage van de stedelijke op de totale bevolking is slechts 7,7. Door de verscheidenheid aan talen, de slechte bereikbaarheid van sommige landsdelen, het nomadenbestaan van de noordelijke herdersvolken enz. laat het onderwijs nog te wensen over. Slechts 37% kan lezen en schrijven; er is één universiteit. Medische voorzieningen zijn nog vnl. geconcentreerd in de steden.

Economische gegevens

Uganda is een vnl. agrarisch land. In normale omstandigheden kan het land grotendeels in de eigen voedselbehoefte voorzien en bovendien voert het een aantal landbouwprodukten uit, waaronder koffie, thee, tabak, katoen.

Hoewel landbouwprodukten driekwart van het nationaal inkomen uitmaken, heeft de industrie zich sinds halverwege de jaren zestig aanzienlijk uitgebreid (vooral op het gebied van verwerking van agrarische produkten). Ondanks deze toename is de industrie absoluut gezien nog van geringe omvang. De binnenvisserij op de grote meren is erg belangrijk. De uitvoer omvat verder delfstoffen als koper en (in mindere mate) tin en wolfram. Het internationale toerisme wordt (voorlopig) geremd door de politiek instabiele situatie. Het wegennet heeft een lengte van 25.535 km, het spoorwegnet van 1286 km.

Geschiedenis

Enkele vondsten wijzen (net als in andere delen van Oost-Afrika) op zeer vroege bewoning van het gebied. In de loop des tijds ontstonden in het zuiden enkele sterke, gecentraliseerde inheemse koninkrijken, zoals die van Ankole, Buganda, Bunyoro en Toro. Op den duur ging Buganda onder hen een overheersende positie innemen (een derde van de bevolking behoorde tot dit rijk). Toen omstreeks het midden van de vorige eeuw Arabieren (handelaren in ivoor en slaven) en later ook Europeanen invloed probeerden te krijgen, accepteerde de kabaka (koning van Buganda) de bescherming van de Britten. In 1893 werd Uganda een Brits protectoraat, waarbij de verschillende koninkrijken als bestuurslaag bleven bestaan; Buganda kreeg echter een bevoorrechte positie. De hoge belastingen en de geringe ontwikkelingsmogelijkheden voor de Afrikanen leidden al vóór WO II tot moeilijkheden, maar pas na de Mau-Mau-opstand in buurland Kenya (begin jaren 50) werd de Ugandese onafhankelijkheid actueel.

Een belemmering voor de onafhankelijkheid, waarvan ook de Britten zich voorstander toonden, vormde de bijzondere status van Buganda. Het land werd uiteindelijk op 9 oktober 1962 onafhankelijk. Onenigheid over de verhouding tussen de centrale regering en Buganda werd beslecht met een machtsgreep van Milton Obote in 1966. Bij de nieuwe Grondwet van het jaar daarop werd Uganda een eenheidsstaat onder Obote (tegelijkertijd staatshoofd, regeringsleider, opperbevelhebber van het leger), werden de koninkrijken afgeschaft en het landsbestuur gecentraliseerd. In 1970 kondigde Obote een socialistische koerswijziging aan, gebaseerd op zijn 'Handvest voor de Gewone Man'. In 1971 werd Obote verdreven door generaal Idi Amin Dada (geb. 1925), die het land weldra in een economische chaos deed belanden. Zijn terreurbewind kostte tienduizenden mensen het leven, terwijl zijn buitenlandse beleid gekenmerkt werd door ruzies met o.a. buurland Tanzania. Met hulp van Tanzaniaanse troepen werd hij in 1979 verdreven en Obote opnieuw president. Sindsdien is de politieke situatie onzeker, mede door de invloed van de Ugandese Militaire Commissie.

In 1982 werden grote delen van het land onveilig gemaakt door verzetsbewegingen.