Lexicon Aardrijkskunde

Onbekende auteur (1983)

Gepubliceerd op 24-05-2021

Polen

betekenis & definitie

officiële naam Polska

Rzeczpospo-

lita Ludowa

oppervlakte 312 677 km2

inwoners 35 578 000

hoofdstad Warszawa (Warschau)

staatsvorm volksrepubliek

staatshoofd Henryk Jablonski

reg. leider Wojciech Jaruzelski

officiële taal Pools

religies rooms-katholieken, onkerkelijken

munteenheid Zloty

BNP/hoofd US$ 3 900

lid van VN, UNESCO, UNCTAD, WHO, FAO, ILO, ECE, Warschaupact, COMECON, GATT

Landschap en

klimaat

Polen ligt in Oost-Europa en grenst van het noorden uit resp. aan de Oostzee, Sovjetunie, Tsjechoslowakije, Duitse Democratische Republiek. Over het geheel genomen is Polen een laaggelegen en vlak land, dat deel uitmaakt van de Noordeuropese laagvlakte. Meer dan de helft van het land ligt niet hoger dan 150 m boven zeeniveau. Ten zuiden van Lódz wordt het heuvelachtiger, voorbij Kraków wordt het bergachtig met als hoogste punt de 2499 m Rysy in de Hoge Tatra.

De Poolse waterhuishouding wordt beheerst door twee rivierbekkens, in het westen het bekken van de Oder (Odra) met zijrivieren, in het midden en oosten het bekken van de Vistula (Wisla, Weichsel).

Het klimaat staat zowel onder continentale als onder Atlantische invloeden; het is een overgangsklimaat. Men onderscheidt dan ook zes in plaats van vierjaargetijden: de winter (november-februari) met een gemiddelde temperatuur beneden 0°C; het korte vroege voorjaar, nog betrekkelijk koel; het eigenlijke voorjaar (half apriljuni); de zomer (juni-september) met zowel de hoogste temperaturen als de meeste neerslag; het eigenlijke najaar, dat zeer zonnig kan zijn; het late najaar (half oktobereind november), een ongure tijd met lage temperaturen.

De flora is die van de gematigde klimaatgordel: oorspronkelijk veel bos (thans nog ca. een kwart van het land). De grootste wouden liggen in het laagland en bestaan vnl. uit loofwoud, in de hogere streken resp. dennen-, beuken- en sparrenbossen.

Sociale gegevens

De Poolse bevolking bestaat voor meer dan 95% uit Polen, de resterende 5% omvat Duitsers (grootste minderheid) en verder Oekraïeners, Witrussen, joden, Slowaken, zigeuners, Litauers. De verspreiding over het land is tamelijk onevenwichtig. Grote bevolkingsconcentraties bevinden zich vooral in het geïndustrialiseerde zuidwesten (omgeving Kraków en Katowice) en rond Warschau, Lódz en de noordelijke havenstad Gdansk. Het percentage van de stedelijke op de totale bevolking bedraagt 56,0.

Het onderwijs heeft een onderbouw van acht klassen, waarna de leerling kan kiezen uit beroeps- of algemeen vormend middelbaar en hoger onderwijs. Er zijn 10 universiteiten, 17 technische hogescholen en tal van instellingen voor speciaal onderwijs. Van de bevolking van 15 jaar en ouder kan slechts 2% lezen noch schrijven.

De sociale voorzieningen en gezondheidszorg staan op redelijk peil, vooral sinds de jaren 50 en na de opstand van 1970. Sociale verzekeringen zijn in het algemeen wettelijk geregeld; de vakbonden spelen een rol bij de medisch-sociale verzorging van de arbeiders.

Economische gegevens

De organisatie van de Poolse economie is op socialistische leest geschoeid: staat en coöperatieve ondernemingen hebben het overgrote deel van de produktiemiddelen in handen. Grote uitzondering is de landbouw: van de landbouwgrond is ca. 80% particulier eigendom. Was Polen tot WO II een vnl. agrarisch land, na de oorlog werd het in sterke mate geïndustrialiseerd via het Sovjetrussische stalinistische model van meerjarenplannen. Toch blijft de landbouw van groot belang. Belangrijkste industriegebieden zijn Opper-Silezië, Neder-Silezië, de provincie Kraków, de agglomeratie Warschau en de havensteden Gdansk-Gdynia en Szczecin. Delfstoffen zijn o.a. aardolie en -gas, steenkool, bruinkool, ijzererts, koper, lood en zink. De invoer omvat o.a. duurzame gebruiksgoederen, machines, voedingsmiddelen en chemische produkten. Sinds begin jaren 70 wordt meer aandacht geschonken aan de groei van de consumptie, inclusief dienstensector en huisvesting. Opvallend zijn (evenals in andere socialistische landen) het chronisch gebrek aan bepaalde artikelen, vaak ook brood en vlees, en de door de overheid in stand gehouden zg. Pewexwinkels, waar men slechts tegen betaling van harde, nietPoolse valuta luxegoederen kan kopen. Het wegennet is 147.000 km, het spoorwegnet 27.270 km lang.

Geschiedenis

De Slavische stam der Polanen stichtte na de volksverhuizingen een rijk in het gebied van het huidige Polen. Met wisselend succes breidde dit rijk zich uit, vooral onder de dynastie der Jagiellonen (1370-1572), toen het grondgebied reikte tot de Dnjepr en de Zwarte Zee. Oorlogen met buurlanden deden veel gebied verloren gaan, waarna burgeroorlogen het land teisterden. In de 18e eeuw werd het via de Eerste (1772), Tweede (1793) en Derde (1795) Poolse Deling tussen Pruisen, Rusland en Oostenrijk verdeeld. Na het Wener Congres (1815) werd Congres-Polen gevormd, een soort personele unie met Rusland. Pas WO I bood, met de Russische Revolutie, weer een mogelijkheid tot onafhankelijkheid die 11-11-1918 werd uitgeroepen. Kort daarna gingen grote gebieden verloren aan Rusland. 1-9-1939 viel nazi-Duitsland het westen van het land binnen, 16 dagen later de Sovjetunie het oosten. Zowel Duitsers als Russen begingen oorlogsmisdaden: Auschwitz en het getto van Warschau zijn gruwelijke dieptepunten. Na WO II werd Polen een Sovjetvazal en was het onderworpen aan het stalinistisch bewind. In 1956 werd het politieke klimaat milderen kwamen hervormingen en o.a. grotere persvrijheid.

Begin jaren 60 kwam een ommekeer en namen ook de spanningen tussen regering en Kerk (90% van de Polen is belijdend r.-k.) toe. De onevenwichtige economische groei en de slechte oogst van 1970 leidden dat jaar tot een bloedig onderdrukte staking en verschuivingen in de partijpolitieke top. De stakingen brachten in 1980 het in socialistische landen onbekende verschijnsel van vrije vakbonden voort, die zich verenigden in een federatie onder de naam Solidariteit. De toenemende spanningen en het voedselgebrek (waarop vanuit o.a. Nederland gereageerd werd met voedseltransporten) leidden tenslotte tot de staat van beleg op 13 december 1981, die op 31 december 1982 werd opgeschort.