Lexicon Aardrijkskunde

Onbekende auteur (1983)

Gepubliceerd op 24-05-2021

India

betekenis & definitie

officiële naam Republic of India, Bharat

oppervlakte 3 287 590 km2

inwoners 663 596 000

hoofdstad New Delhi

staatsvorm republiek

staatshoofd Zail Singh

reg. leider Indira Gandhi

officiële taal Hindi

religies hindoes, moslems

munteenheid Indiase rupee

BNP/hoofd US$ 240

lid van VN, UNESCO, UNCTAD, WHO, FAO, ILO, ESCAP, Brits

Gemenebest, GATT, IMF, Wereldbank, Colombo Plan

Landschap en klimaat

India ligt aan de zuidzijde van het Aziatische continent en wordt van noord naar zuid begrensd door resp. de Volksrepubliek China, de koninkrijken Nepal en Bhutan, de republieken Birma, Bangladesh, de Indische Oceaan en Pakistan. Tot India behoren de in het zuidwesten gelegen eilandengroepen de Amindiven en Lakkadiven en de Andamanen en Nicobaren.

India bestaat uit drie duidelijk van elkaar te onderscheiden delen: het Indiase deel van de Himalaya (ca. 520.000 km2), de Gangesvlakte (840.000 km2) en het Hoogland van Dekkan (1,9 miljoen km2). Hoogste punt is de Kanchenjunga (8598 m). Het hooggebergte van de Himalaya gaat in het zuiden over in lagere ketens, gescheiden door dalen die beroemd zijn om hun schoonheid. De Gangesvlakte (laagvlakte van Hindoestan) heeft weinig hoogteverschillen. Het Hoogland van Dekkan is een oud en ongeplooid gebied, dat van het westen naar het oosten afhelt. India ligt geheel op het noordelijk halfrond in de tropische luchtstreek; slechts het uiterste noorden bevindt zich in de gematigde luchtstreek. Er heerst een moessonklimaat met een regenseizoen tussen mei/juni en oktober en een droog seizoen van november tot mei/juni. De hoogste temperaturen ontstaan in de overgangsperiode van het ene seizoen naar het andere, wanneer de zon de hoogste stand boven het continent heeft. De temperaturen kunnen in de Gangesvlakte oplopen tot 30°C, in de Tharrwoestijn tot 50°C. Belangrijkste rivieren zijn de Ganges (2510 km), Brahmaputra (2897 km), verder de Sutlej, Narmeda, Tapti, Godavari, Krishna, Cauvery.

Sociale gegevens

De bevolking bestaat uit Indo-Ariërs, Melaniden (onder wie Tamil, Munda) en Weddiden (onder wier Wedda's). Over het algemeen zijn de inwoners van Noord-lndia wat lichter van huidskleur dan de inwoners van Zuid-lndia.

Van de totale bevolking woont slechts 21,2% in steden, die echter wel tot de omvangrijkste ter wereld behoren.

Voor de onafhankelijkheid in 1947 was het onderwijs nauwelijks betrokken op het maatschappelijk leven, maar in de Grondwet van 1950 werd onderwijs verplicht voor kinderen tot 14 jaar. Ondanks de inspanningen van de overheid is het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder dat kan lezen en schrijven slechts 36.

Het land verkeert vrijwel permanent in een moeilijke voedselsituatie, waardoor weinig gelden beschikbaar zijn voor medische hulp en voorzieningen. Dit, gevoegd bij het geringe aantal artsen per inwoner, is de oorzaak van het regelmatig voorkomen van epidemieën.

Karakteristiek voor de Indiase maatschappij is het kastensysteem, de verdeling van mensen in hogere en lagere groepen. De positie van zo'n kaste op de maatschappelijke ladder is nauwkeurig omschreven en in principe niet te veranderen. Het lidmaatschap van een bepaalde kaste bepaalt alle aspecten van iemands leven (zowel sociaal als godsdienstig) en is aangeboren. Het laagste op de kastenladder staan de zg. paria's of onaanraakbaren. Dezen doen het vuilste (en slechtst betaalde) werk en worden door de leden van hogere kasten gemeden, omdat ze anders 'onrein' worden.

Economische gegevens

Naar inkomen gemeten behoort India tot de armste landen ter wereld. De meerderheid van de bevolking werkt in de landbouw, waarvan de

produktie de laatste jaren door uitbreiding van irrigatie en goede weersomstandigheden aanzienlijk is toegenomen. Traditioneel groot is de textielindustrie, gevolgd door de zijde-industrie. Na de onafhankelijkheid werden grote investeringen gedaan in de zware industrie (ijzer en staal, aardoliewinning, mijnbouw), die zich gunstig ontwikkelt. Ondanks de vrij grote bosbestanden neemt de bosbouw slechts 1 % van het BNP voor zijn rekening. De visserij speelt alleen in de kustgebieden een rol; elders komt vis nauwelijks op het menu voor. De veestapel is voor wat betreft vlees en melk vrijwel improduktief. De heilige runderen vormen een economische last in een land waar miljoenen mensen zo niet omkomen van de honger, dan toch zeer aan ondervoeding lijden. De runderen hebben voedsel nodig dat beter gebruikt had kunnen worden, vernielen een deel van de te velde staande gewassen en leveren alleen hun huid als ze sterven. De spoorwegen zijn een staatsonderneming met 1,5 miljoen mensen in dienst. Het net is ruim 60.000 km lang en het dichtste van het Aziatische vasteland.

Onderlinge verbindingen worden gehinderd door de drie verschillende spoorbreedten die in India gebruikt worden. Desondanks blijven de spoorwegen het belangrijkste transportmiddel. Het wegennet is ruim 1,6 miljoen km lang, maar grote delen van het land zijn in het natte seizoen onbegaanbaar.

In 1953 richtte de staat twee luchtvaartmaatschappijen op: Air India met vluchten op het buitenland en Indian Airlines met binnenlandse vluchten. Bombay, Calcutta, New Delhi en Madras hebben internationale luchthavens.

Geschiedenis

Omstreeks 1500 v.C. vielen Arische volken vanuit het noordwesten het Indiase subcontinent binnen, waarmee het zg. vedische tijdperk werd ingeluid (ca. 1500-1000). Men laat daarmee meestal de geschiedenis van India beginnen, hoewel reeds in de periode 2500-1700 v.C. in het uiterste noordwesten van India en in Pakistan de Indusbeschaving bloeide.

Tussen 1000 en 500 v.C. smolten de cultuur van de Ariërs en die van de oorspronkelijke bewoners van India (de Dravidiërs) samen en ontstond het typische Indiase cultuurpatroon met het kastenstelsel en de godsdienstige opvattingen van het hindoeïsme. Het later gepredikte boeddhisme en jaïnisme (beide vanaf ca. 500 v.C.) versterkte in India o.a. de idee van de geweldloosheid, dat grote aantrekkingskracht zou behouden.

Nadien ontwikkelden zich in de Noordindiase laagvlakten enige grote, centraal bestuurde landbouwrijken (o.a. dat van de Mauryas - 321-ca. 200 v.C. - en het Goepta-rijk ca. 320-450 n.C.), terwijl in het zuiden meestal een aantal zelfstandige rijkjes naast elkaar bleef bestaan. In de 12e eeuw begon de penetratie van de islam in India met als hoogtepunt het Mogol-rijk (16e-19e eeuw). In de 16e eeuw stichtten Europeanen er hun eerste factorijen; de Engelsen vestigden er zich begin 17e eeuw en hadden binnen anderhalve eeuw vrijwel het hele land in hun macht. Het in

1885 opgerichte Indian National Congress wist na veel strijd (o.a. de acties van burgerlijke ongehoorzaamheid van Gandhi) bestuurlijke hervormingen doorgevoerd te krijgen. Was men t.o.v. de Britten redelijk succesvol, de binnenlandse politieke verhoudingen verslechterden toen de Moslem-Liga in 1940 een eigen islamitische staat eiste: Pakistan. Na WO II bleek volledige onafhankelijkheid op korte termijn te realiseren. Na wegneming van het laatste struikelblok (de islamitische eis voor een eigen land) werden India en Pakistan beide op 15-8-1947 onafhankelijk.

In de jaren 60 werden oorlogen gevoerd met Pakistan en China, die leidden tot ernstige economische problemen. De politieke instabiliteit nam toe en de Congrespartij hield op een dominerende partij te zijn. In 1969 vond binnen deze partij een splitsing plaats (meerderheid o.l.v. Indira Gandhi). Indira Gandhi verloor in 1977 de verkiezingen, maar keerde in 1980 terug. In 1982 en 1983 waren er grote problemen met sommige deelstaten.