Lexicon Aardrijkskunde

Onbekende auteur (1983)

Gepubliceerd op 24-05-2021

Burma

betekenis & definitie

De Burmaanse kunst is voornamelijk religieus van aard. Het land is rijk aan honderden, vaak uitstekend bewaard gebleven tempels. De volkskunst is nog in volle bloei, hetgeen blijkt uit de huisindustrie, die allerlei fraai versierde voorwerpen op de markt brengt. Een typisch Burmaanse theatervorm is de pwe, een opvoering die (net als de wajang op Jawa) de hele nacht duurt en bestaat uit een soort show met muziek en dans en de zatpwe, een klassiek boeddhistisch dansdrama.

Economische gegevens

De economie van Burma berust in hoofdzaak op rijstbouw, bosbouw en aardoliewinning. Rijst is verreweg het belangrijkste gewas: het grootste deel van het landbouwareaal wordt gebruikt voor de rijstcultuur. Andere belangrijke gewassen zijn rietsuiker, peulvruchten, aardnoten, gierst, sesam en katoen. Het voor meer dan de helft met bossen bedekte land voert o.a. veel teakhout uit, evenals natuurrubber. Delfstoffen van betekenis zijn aardolie, lood, zilver, wolfram, jade, tin, robijnen, saffieren en zink. De industrie is in opkomst, maar de samenwerking met buitenlandse maatschappijen verloopt nog niet erg soepel. Bovendien hebben de nationalisatie van het bedrijfsleven, de ontmanteling van de (Indiase) middenstand en de isolatie t.o.v. het buitenland de levensstandaard niet bevorderd.

Geschiedenis

In de 8e eeuw drongen de eerste groepen van wat later de Burmanen zouden worden het gebied vanuit Tibet binnen, waarbij zij de vroegere bevolking verdreven. Het in de 11e eeuw gestichte boeddhistische koninkrijk was van 1272 tot in de 16e eeuw deel van het Chinese Mongoolse rijk. Nadien werd het land diverse malen veroverd door het Pegu-volk. In 1824 begon de verovering van het land door de Britten, die het na drie oorlogen op 1-1-1886 inlijfden bij het keizerrijk India. Er vonden diverse nationalistische opstanden plaats en 1-4-1937 trad de Government of Birma Act van 1935 in werking, waarbij het land intern zelfbestuur kreeg. De Japanse bezetting werd de inleiding tot de onafhankelijkheid, die in 1943 door Japan officieel werd verleend en nadien door de Britten werd geëerbiedigd. 4-1-1948 werd Burma volledig zelfstandig en trad het uit het Gemenebest. Direct na de onafhankelijkheid zorgden verschillende groeperingen voor grote moeilijkheden. De verkiezingen van 1956 bezorgden de populistische politicus U Nu aanzienlijk verlies en de communisten winst, hetgeen tot een politiek onrustige situatie leidde. In 1962 greep generaal U NU in in en vormde een nieuw kabinet. Ook deze regering maakte zich schuldig aan machtsmisbruik en corruptie, zodat ook zij te kampen kreeg met bevrijdingsbewegingen. Enige partij is de Burmaanse Socialistische Program Partij. Ondanks incidentele successen zag het er begin jaren 80 nog niet naar uit dat de regering de betrokken bewegingen onschadelijk kon maken.