Lexicon Aardrijkskunde

Onbekende auteur (1983)

Gepubliceerd op 24-05-2021

Albanië

betekenis & definitie

officiële naam Republika Popullore Socialiste e Shqipërisë

oppervlakte 28 748 km2

inwoners 2 752 000

hoofdstad Tiranë

staatsvorm socialistische volksrepubliek

staatshoofd Alia Ramiz

reg. leider Adil Çargani

officiële taal Albaans

religies onkerkelijken, moslems, atheïsten, christenen

munteenheid lek

BNP/hoofd US$ 840

lid van VN, UNESCO, UNCTAD, WHO, FAO, ECE

Landschap en klimaat

Albanië is een bergachtig land, in het oosten bevindt zich het hoogste punt: de Korab (2751 m). Het grote aantal rivieren is door het sterke verval vrijwel onbevaarbaar. De kustvlakte heeft een Middellandse-Zeeklimaat, het bergland een landklimaat.

Sociale gegevens

De bevolking bestaat voor 95% uit Albaneessprekenden,

verder uit Grieken, Serviërs, Vlachen en zigeuners. Voor 1945 was 80% van de bevolking analfabeet. De Albanese kunst is van oudsher beïnvloed door vreemde culturen, hetgeen o.a. tot uiting komt in muziek en bouwkunst, die Byzantijnse en Turkse elementen bevatten.

Economische gegevens

De Albanese economie is volledig gesocialiseerd, waarbij de agrarische sector nog steeds de basis van 's lands economie is. De bodemschatten zijn aardolie, aardgas, bitumen en ertsen als chroom, koper, nikkel en steenkool. De export omvat grondstoffen, halffabrikaten (nikkel, chroom) en agrarische produkten.

Albanië beschikt ondanks het vrijwel ontbreken van personenauto's over een redelijk ontwikkeld wegennet. Het openbaar vervoer (vnl. bussen) is goedkoop en rijdt frequent; het spoorwegnet heeft een lengte van slechts ca. 230 km. Rinasi heeft een internationale luchthaven.

Geschiedenis

Ca. 1000 v.C. vestigden de Indo-europese lllyriërs (uit wier taal het Albanees is ontstaan) zich op de westelijke Balkan. Na Griekse kolonisatie werd het gebied als lllyrië in 218 v.C. een Romeinse provincie. Van 1190-1212 kon zich een zelfstandig vorstendom Arbanon (hoofdstad Kruja) handhaven, waarna het land onder Turkse overheersing kwam. Pas in de loop van de 19e eeuw ontstond iets als een nationaal gevoel; het duurde echter tot 1912 voor Albanië zelfstandig werd. In 1939 bezette Italië het land.

Op 11 januari 1946 werd de Volksrepubliek uitgeroepen, die aanvankelijk sterk onder Joegoslavische invloed stond. Na de breuk tussen Stalin en Tito volgde nauwe samenwerking met de SU. In 1961 werd de Volksrepubliek China de nieuwe partner, terwijl Albanië zich steeds meer isoleerde van de rest van de wereld. Na het beëindigen van de samenwerking met China richt men zich schoorvoetend meer op 'bourgeois'-landen in het Westen.

Nadat half januari 1982 Adil Qargani door Enver Hoxha was aangewezen als de nieuwe premier, volgden enige kabinetswijzigingen, die de positie van Hoxha versterkten. Eind november werd de secretaris van het Centraal Comité van de Albanese Communistische Partij, Ramiz Alia het nieuwe staatshoofd en als zodanig de opvolger van Haxhi Lleshi. Opvallender was echter dat kort daarna maar liefst tien ministers ontslagen werden, onder wie Kadri Hazbiu (minister van Defensie), tot dan de derde man van het land. Met deze ontslagen werd de politieke lucht definitief gezuiverd van de aanhangers van de eind 1981 omgekomen Mehmet Shehu. Begin november 1982 werden verkiezingen gehouden voor het Albanese parlement. De eenstemmigheid bleek groot: 1.627.959 kiesgerechtigden stemden voor, één stemde tegen en acht stemmen waren ongeldig.

Eind september vond, volgens een officiële verklaring, een vergeefse invasiepoging op de kust plaats, waarschijnlijk door royalisten.