Als men aan een vloeistof voortdurend warmte onttrekt, zal deze vloeistof in vaste toestand overgaan (stollen). Bij water heet dit bevriezen; de temperatuur waarbij dit gebeurt, heet het vriespunt.
Men heeft het vriespunt van water gekozen als nulpunt van de thermometer. Water bevriest dus bij o” C, kwik bij -390 C.