het Waarachtige Zelf, als contrast tot het valse zelf, d.w.z. het individu, waarvoor een mens zichzelf houdt. Een mens heeft de neiging zichzelf te identificeren met zijn ik, dat hem de hele dag bestookt met verlangens, emoties, sensaties van warmte en kou, honger en dorst en gevoelens van vreugde, afkeer, woede en pijn.
Dit ik, met zijn duizenden stemmingen en zo veranderlijk van aard, kan per definitie nooit het Ware Zelf zijn, dat onveranderlijk is, hoewel dynamisch, dat onbeweeglijk is, hoewel allesdoordringend. Het Ware Zelf, het Atman [wezenlijke Lichtbron in ieder levend schepsel] wordt in de Advaita Vedanta gedefinieerd als het zuivere, ongedifferentieerde, zelf-schijnende Bewustzijn, Dat tijdloos, ruimteloos en on-denkbaar is, dat niet verschilt van het Brakman en dat het fundament is van de individuele mens. Zie: Identiteit.