XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Coentunnel

betekenis & definitie

Coentunnel - Oeververbinding onder het Noordzeekanaal tussen de Coen- en de Petroleumhaven gelegen. De tunnel geeft een verbinding aan de Zaanse kant van A.-Noord naar A.-West (Multatuliweg). Na veel gekrakeel tussen regering en stadsbestuur kreeg het Coentunnelplan voorrang op het IJ-tunnelplan. De aanbesteding vond plaats op 26 mei 1961. Laagste inschrijver was de combinatie van de firma v.h.

Hillen en Roosen n.v. (percelen A en B) en de n.v. Baggermaatschappij Bos en Kalis (perceel C). Aan deze firma's werd het werk gegund. Voor zes tunnelstukken van 90 meter lang werd een bouwdok in de noordelijke oever gegraven langs het Noordzeekanaal vlak bij het bouwdok van de IJ-tunnel. Het werk werd uitgevoerd in opdracht van Rijkswaterstaat onder leiding van ir. H. Engel. In de bouw is een jaar vertraging ontstaan. In nov. 1964 waren de tunnelmoten zo ver gereed, dat men in het bouwdok water kon inlaten. Vervolgens begon het weggraven van de dijk, die de scheiding vormde tussen kanaal en dok.

Daarna volgde het afzinken op de bodem van het Noordzeekanaal. De lengte van de tunnel met op- en afritten werd 1.270 meter: de noordelijke afrit 334 m, de zuidelijke 396 m en 540 m voor de eigenlijke tunnel. Aan weerszijden van de tunnel kwamen de ventilatiegebouwen. In de toegangsweg aan de zuidzijde kwamen vijf viaducten, die op 24 jan. 1964 werden aanbesteed. Op 11 juli 1965 maakten burgemeester Van Hall* en zijn ambtgenoot van Zaandam, G.J.D. Francken, de eerste wandeling door de betonnen buis onder het Noordzeekanaal. Op dinsdag 21 juni 1966 werd de Coentunnel officieel door koningin Juliana voor het autoverkeer opengesteld. Er bestaan plannen voor een uitbreiding van de tunnel naar tweemaal 4 rijstroken of voor een tweede tunnel.

LIT. Ir. A. de Gier, De Coentunnel en de autoringweg, O.A. 1962, 138; L. van Genderen, De Coentunnel, O.A. 1966, 271.