Bevolking, Loop der - In de loop van de geschiedenis beweegt de lijn van de bevolking van A. zich op en neer in goede en slechte tijden. Van het middeleeuwse stadje, zoals dat nog tot de Alteratie* in 1578 binnen de oude stadsmuur* besloten gelegen heeft, wordt de bevolking op 30.000 zielen geschat. Daarna komt de tijd van de grote uitbreidingen en van de bevolkingsaanwas. In 1622 vond een telling plaats voor "de opschrijvinge van 't hooftgelt". Deze gaf een aantal van 100.000.
Tot het eind van de 18de eeuw was er een langzame stijging en de eerste officiële telling in 1795 gaf als uitkomst het aantal 221.000. De Franse overheersing bracht een aanmerkelijke teruggang. De inzinking bleef, tot eindelijk omstreeks de jaren zestig van de 19de eeuw de grote opleving en daarmee ook de toename van de bevolking inzetten. De tienjaarlijkse volkstellingen lieten deze groei sterk tot uiting komen. Het jaar 1900 gaf het aantal 510.853, hetgeen opliep tot 803.073 in 1940. De Duitse bezetting veroorzaakte een teruggang tot 770.803 in 1945, waarna de toename wederom inzette. Tot 1958 was er een groei (ca. 873.500 inwoners), maar daarna had er een achteruitgang plaats. In 1962 volgde weer een langzaam herstel. De teruggang was voornamelijk een gevolg van het wegtrekken naar de groter wordende randgemeenten (Amstelveen, Diemen, het Gooi, de Zaanstreek, enz.). Het herstel werd toegeschreven aan het geboorteoverschot.
Pas in de jaren zeventig daalde het inwonertal aanmerkelijk sneller. De grootste terugval werd genoteerd in 1973, toen ruim 20.000 A'dammers de hoofdstad de rug toekeerden. In 1975 bedroeg de achteruitgang 5.000 personen. In mrt. 1982 woonden er 360.668 vrouwen en 337.714 mannen (totaal 698.382) in A.; 18,8% van de vrouwen en 12,5% van de mannen was ouder dan 65 jaar. In 1985 steeg het aantal inwoners. Dit komt, zo blijkt uit de jaarcijfers van de afdeling Bestuursinformatie van de gemeente, doordat met name een groot aantal uit Suriname afkomstige Nederlanders zich in 1985 in de hoofdstad liet inschrijven.
Op 1 januari 2000 telde Amsterdam 731.000 inwoners, waarvan 36% tot een etnische minderheid behoorde en iets meer vrouwen dan mannen. Surinamers vormen met ca. 70.000 de grootste groep allochtonen, gevolgd door Marokkanen (ca. 55.000) en Turken (ca. 34.000). Er zijn ruim 160 nationaliteiten in de stad. A. had op die datum 175.000 gezinshuishoudens tegen 213.000 alleenstaanden. Kenmerkend voor de Amsterdamse bevolking is het uitblijven van vergrijzing, zoals die zich in de rest van Nederland voordoet.
LIT. Th. van Thijn, Berusting en Beroering, O.A. 1974, 34; Jaarboek 1985, Bureau van Statistiek; Kerncijfers Amsterdam in cijfers, 2001.