In het algemeen verstaat men onder touwen de bewerkingen, welke het leer na de looiing ondergaat: kneden, insmeren, verven, kloppen, walsen, drogen, splijten, krispelen, glanzen. Omdat zeemleer niet gelooid wordt, spreekt men in het bijzonder bij de bereiding van zeemleer, van touwen.
In zeemtouwerijen smeert men schapevellen met traan in en kneedt ze hiermede. Daarna laat men ze in de open lucht hangen : de traan droogt dan, doordat ze zuurstof opneemt. Dan wordt opnieuw met traan gekneed. Ten slotte legt men de vellen op een hoop, waarbij zich warmte ontwikkelt; de vellen gaan broeien en worden leniger. Daarna komen ze in de ververij.De behandeling van fijne vellen, bontvellen, met een brij van aluin, zout, meel, eigeel, noemt men eveneens touwen. Zulke vellen worden niet gelooid.