Gepubliceerd op 18-08-2020

Ouwel

betekenis & definitie

Een dun, plat, uit ongegist meeldeeg en water bestaand baksel, dat dient als ondergrond voor gebak, als plakmiddel voor brieven en als hulsel voor slecht smakende poeders.

De ouwel is ook het ongegiste brood, dat de priester bij de mis offert: de Heilige Hostie. Deze wordt bewaard in het tabernakel, het versierde kastje op het altaar. Vóór het tabernakel brandt de Godslamp, het zinnebeeld van de aanwezigheid van Christus, het eeuwige licht. Indien de ouwel, het Allerheiligste, aan de geloovigen getoond wordt, of in processie’s onder een baldakijn vooruit wordt gedragen, dan wordt hij geplaatst in den monstrans: de gouden of zilveren vaas. Slechts een gewijd priester mag hem aanraken (zie mis, monstrans en Avondmaal).

In de Luthersche Kerk is de ouwel in gebruik gebleven als avondmaalsbrood; hier te lande alleen nog bij de Evangelisch-Lutherschen te Amsterdam.

Uit de geschiedenis is de bloedende Hostie bekend, het mirakel, dat de ouwel rood was geworden, hetgeen in Frankfort en in Meckelenburg aanleiding gaf tot wraak op de Joden, aan wie men de schuld ervan gaf. Thans weet men dat het verschijnsel van rood worden ook voorkomt bij aardappelen, brood melk dieren, schuimaarde, tengevolge van de woekering van een bacterie.