Trekgat van het zeewater tusschen zandbanken door. Langs de kust bevinden zich evenwijdig verloopende rijen van zandbanken, die zich verplaatsen.
Zij ontstaan tengevolge van golf breking op de kust: de brekende golf woelt het zand omhoog, dat zich dan opstapelt tot banken. Daar bij eb de kustlijn zich zeewaarts verplaatst, wordt bij eb een nieuwe rij van zandbanken, evenwijdig met de voorliggende, gevormd. De openingen tusschen de banken heeten muien. De strooken water tusschen de rijen zandbanken heeten zwinnen. De zeewind doet het water aan de oppervlakte naar de kust toestroomen. Dat water keert terug in een diepen stroom van de kust naar zee gericht.
Hierdoor ontstaat een sterke trek in de muien. Bij Oostenwind ziet men het omgekeerde. Het zeewater is dan troebel door het zand, dat de diepe stroom naar de kust voert.De zwemmer, die in een mui geraakt, moet niet trachten de kust te bereiken, door tegen den stroom in te zwemmen, maar hij moet dwars op den stroom zwemmen. Hij bereikt dan de zandbank en kan er op uitrusten.
In plaatsnamen met den uitgang muiden heeft mui de beteekenis van mond. IJmuiden beteekent dus IJmond. Van de stadsnaam Muiden geldt dat niet, want vroeger heette het Madeleie (made of weide aan de Lei).
Op Tessel zijn twee meertjes in de duinen door uitstuiving ontstaan: de Binnenmui en de Buitenmui geheeten.
In Groningen spreekt men van mude voor een watergang in onbedijkte polders naar zee toe.