Gepubliceerd op 18-08-2020

Deken (R.K. kerk)

betekenis & definitie

De geestelijke, door den bisschop benoemd, die in een deel van het bisdom toezicht houdt op de geestelijken van de parochie (pastoors). Zelf is hij verbonden aan een aanzienlijke parochiekerk.

Hij is de tusschenpersoon tusschen pastoor en bisschop.Een kardinaaldeken is de voorzitter der kardinalen (raad van den Paus).

Het woord is afgeleid van decem: tien. Eertijds waren de dekens toezieners van tien monniken, hemzelf meegerekend. Ook in de Romeinsche legers waren dekens de aanvoerders van tien man.

Vroeger had men in ons land dekens en vinders der gilden. Thans heeft men nog den deken van de Orde der Advokaten.