Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Waitz

betekenis & definitie

Waitz. Onder dezen naam vermelden wij:

Georg Waitz, een verdienstelijk geschiedkundige, geboren te Flensburg den 9den October 1813. Hij studeerde te Kiel en te Berlijn in de regten en in de geschiedenis, vertrok vervolgens als medewerker aan de Monumenta Germanice historica'' naar Hannover en bezocht in genoemde hoedanigheid de bibliotheken en archieven te Kopenhagen, Lyon , Montpellier, Parijs, Luxemburg, Trier, Coblenz, Saksen en Thüringen. Hij leverde dan ook uitgaven van Windekind, Marianus Scotus, Eccehardus Uraungiensis, van den jaarboekboekenschrijver Saxo, van de :,Gesta Trevirorum'' van de geschiedenissen der bisdommen Metz, Toul en Verdun en van de Fransche schrijvers Adémar en Hugo van Fleury. In 1842 werd hij tot hoogleraar te Kiel benoemd en in 1846 als afgevaardigde van deze universiteit lid der Provinciale Staten van Hannover. Tijdens de volksbewegingen van Maart 1848 was hij eenigen tijd werkzaam bij het Voorlopig Bestuur te Rendsburg en werd vervolgens lid van het Parlement te Frankfort.

In 1849 zag hij zich benoemd tot professor te Göttingen, waar hij eene school van jonge geschiedkundigen stichtte, welke zich vooral toelegde op een critisch onderzoek van de geschiedenis der middeneeuwen. Nadat de uitgave der „Monumenta” op een nieuwen voet geregeld was, kwam hij in 1875 aan het hoofd van deze onderneming en vertrok tot dat oogmerk naar Berlijn, waar hij als lid der académische faculteit ook voorlezingen houdt. Zijne werken onderscheiden zich door degelijkheid en belangrijkheid. Daarvan vermelden wij: „Deutsche Verfassungsgeschichte (1843—1878, 8 dln; dl 1 en 2 tweede druk, 1865—1870)”, — „Schleswig-Holsteins Geschichte (1851—1854, 2 dln)”. „Ueber das Leben und die Lehre des Ulfila (1840)”, — „Das alte Recht der salischen Franken (1846)”, — „Lübeck unter Jürgen Wullenweber (1855—1856, 3 dln)”, — „Deutsche Kaiser von Karl der Grosse bis Maximilian (1862)”, — „Grundzüge der Politik (1862)”, — „Jahrbücher des Deutschen Reichs unter Heinrich I (1837; 2de druk, 1863)”, — „Das Recht des Herzogs Friedrich von Schleswig-Holstein (1864)”, — „Ueber die angeblichen Erbansprüche des Königlich preussischen Hauses an die Herzogthümer Schleswig-Holstein (1864)”, — „Kurze Schleswig-Holsteinische Landesgeschichte (1864)”, — „Ueber eine Sächsiche Kaiserchronik und ihre Ableitungen (1863)”, — „Zum Gedächtnis an Jakob Grimm (1863)”, — „Urkunde zur deutschen Verfassungsgeschichte im 11 und 12 Jahrhundert (1871)”, enz.

Theodor Waitz, een verdienstelijk beoefenaar der psychologie, geboren te Gotha den 17den Maart 1821. Hij studeerde te Leipzig en te Jena in de letteren, wiskunde en wijsbegeerte, vestigde zich in 1844 als docent te Marburg, werd er in 1848 buitengewoon hoogleeraar in de wijsbegeerte, en overleed aldaar den 20sten Mei 1864. Hij schreef: „Anthropologie der Naturvölker (1859—1864,4 dln; 2de druk, 1876)”, — „Grundlegung der Psychologie (1846)” —„Lehrbuch der Psychologie als Naturwissenschaft (1849)”, — en „Allgemeine Pädagogik (1852; 2de druk, (1875)”.

< >