Latané (Petrus), een verdienstelijk geneeskundige, geboren te Périgueux den 2den Februarij 1658, studeerde te Montpellier in de medicijnen, verwierf te Valence in 1677 de doctorale waardigheid, hoorde te Parijs de voorlezingen van Bourdelot, geneesheer van den graaf de Noailles en later van den prins de Condé en vermaard door zijne „Recherches sur la vipère (1670), alsmede die van Lémery. Daarna vestigde hij zich in zijne geboortestad, doch daar hij zich onvoorzigtig over kerkelijke zaken had uitgelaten, moest hij de vlugt nemen. Hij vertrok in 1685 naar Rotterdam, vestigde zich vervolgens te Leeuwarden en zag zich door curatoren der hoogeschool te Franeker eerst tot lector, daarna in 1691 tot buitengewoon en in 1693 tot gewoon hoogleeraar in de geneeskunde benoemd.
Hij aanvaardde laatstgenoemde betrekking met eene redevoering: „De officio medici”. Later werd hij ook belast met de lessen in de kruidkunde en aangesteld tot lijfarts van de prinses-weduwe van Oranje-Nassau. Hij overleed den 26sten Julij 1726.