Heráclius, keizer van het Oost-Romeinsche rijk, geboren in 575, wierp met Afrikaansche troepen den overweldiger Phocas van den troon, deed hem onthoofden, en ontving in 610 de kroon. Hij herstelde de tucht in het leger, gaf nieuwe wetten aan den Staat, versloeg den oorlogzuchtigen Khosroes II in de jaren 622 tot 627 in onderscheidene veldslagen, en sloot vrede met diens zoon Sirvoes, waardoor hij het Heilige kruis, hetwelk laatstgenoemde uit Jerusalem geroofd had, terugkreeg (14 September 629, het feest ter kruisverheffing). Om aan de godsdiensttwisten van zijn tijd een einde te maken, vaardigde hij het bevel uit, dat men over het monotheletismus het stilzwijgen zou bewaren.
Onder zijn bestuur maakten de Saracenen, aangevoerd door Mohammed, zich meester van Egypte, Syrië en de vruchtbaarste gedeelten van zijn rijk, en hij overleed in 641, zijn gebied achterlatende aan zijne zonen Constantinus en Constantinus Heracleonas, uit 2 verschillende huwelijken gesproten. De eerste leefde slechts kort, en de tweede bekleedde slechts een half jaar de Keizerlijke waardigheid.