Henle (Friedrich Gustav Jacob), een verdienstelijk geneeskundige, geboren den 9den Julij 1809 te Fürth in Franken, studeerde in 1827—1832 te Bonn en Heidelberg, was eenigen tijd assistent van Rudolphi bij het ontleedkundig muséum te Berlijn en werd er in 1834 prosector onder Johann Müller. Als lid eener studentenvereeniging werd hij voor de regtbank geroepen en veroordeeld, maar ontving genade; doch eerst in 1837 verkreeg hij vergunning, om zich als privaatdocent te Berlijn te vestigen. In 1840 werd hij hoogleeraar in de ontleedkunde, later ook in de physiologie te Zürich, totdat hij in 1844 als tweede hoogleeraar in de anatomie naar Heidelberg vertrok. Hier opende hij vervolgens ook lessen over pathologie, alsmede over anthropologie.
In 1849 werd hij er directeur der ontleedkundige inrigting, en in 1852 hoogleeraar in de anatomie enz. te Göttingen. Hij schreef onder anderen: „Handbuch der rationellen Pathologie (1846—1850, 2 dln, en later)",— „Handbuch der allgemeinen Anatomie (1841)” — en een uitstekend „Handbuch der systematischen Anatomie des Menschen (1855—1864)”. Voorts leverde hij een aantal andere werken en vele opstellen in tijdschriften.