Dufresne, sieur Du Cange, gewoonlijk Ducange genaamd, een uitstekend Fransch geleerde, werd geboren te Amiens den 18den December 1610 uit een oud en aanzienlijk geslacht, studeerde te Orleans in de regten, en werd in 1631 advocaat van het Parlement te Parijs, doch hij verliet weldra deze loopbaan, om zich in zijne geboorteplaats aan de beoefening der wetenschap te wijden.
Hij kocht er in 1645 het ambt van Koninklijk schatmeester, doch toen aldaar in 1668 de pest begon te woeden, verhuisde hij naar Parijs, waar hij den 23sten October 1688 overleed. Zijne beide hoofdwerken zijn „Glossarium ad scriptores mediae et infimae latinitatis (Parijs 1678, 3 dln, later ook te Venétië en te Basel uitgegeven)” en „Glossarium ad scriptores mediae et infimae graecitatis (1688, 2 dln).” Supplementen op eerstgemeld werk bezorgde Carpentier (1766, 4 dln), en een uittreksel daaruit onder den titel „Glossarium manuale ad scriptores etc. (1772—1784)” is van de hand van Adelung. Eene nieuwe uitgave daarvan is geleverd door Henschel (1840— 1850, 7 dln) en een „Supplementum (1857)” daarop gaf Diefenbach. Door die beide werken, welke van groote geleerdheid en stalen vlijt getuigen, heeft Ducange zich ongemeen verdienstelijk gemaakt jegens allen, die zich aan de beoefening van de geschiedenis der middeleeuwen willen wijden. Voorts schreef hij eene „Histoire de l’empire de Constantinople sous les empereurs Français (1657)” en eene „Historia Byzantina (1680).” Eindelijk worden zijne uitgaven van Joannes Cinnamus (1670), van Zonaras (1686, 2 dln) en van het „Chronicon Paschale (1689)” zeer geroemd.