Onder dezen naam vermelden wij:
Joachim Heinrich Campe, een uitstekend Duitsch opvoedkundige en schrijver.
Hij werd geboren den 29sten Junij 1746 in het land van Brunswijk en studeerde te Halle in de wijsbegeerte en godgeleerdheid. In 1773 werd hij veldprediker, doch de bemoeijingen van Basedow, om het onderwijs te hervormen, wekten zijne aandacht, en hij gaf derhalve met blijdschap gehoor aan de benoeming van vorst Frans van Dessau, waardoor hij als opvoedingsraad en leeraar geplaatst werd aan het pas-gestichte Philanthropinum. Toen Basedow, de stichter dier school, het bestuur daarover nederlegde, kwam Campe in zijne plaats.
Hij zag zich echter in zijne hoop bedrogen, legde zijne betrekking neder, en grondvestte zelf eene school te Trittow, niet ver van Hamburg. Hoewel zijne onderneming zeer goed gelukte, besloot hij reeds in 1786, wegens vermindering van geest- en ligchaamskracht, om zich uitsluitend aan letterkundige werkzaamheden te wijden. Doch reeds een jaar daarna belastte hij zich, op verzoek van Karel, hertog van Brunswijk, weder met de reorganisatie der scholen naar philanthropische beginselen.
Zijn arbeid werd zeer op prijs gesteld: de hertog benoemde hem tot kanunnik en later tot dekaan der St. Cyriacus-stichting. Velen echter waren niet te vreden over zijne maatregelen of kwamen daartegen in verzet, zoodat Campe afstand deed van alle openbare betrekkingen en zich, daar hij zeer bemiddeld en eigenaar van de „Waisenhausschulbuchhandlung” te Brunswijk was, uitsluitend bepaalde tot de bewerking van zijn „Wörterbuch der deutschen Sprache (1807—1811, 5 dln)” en het hiermede in verband staande „Verdeutschungswörterbuch (1815)”.
Zijne rustige levenswijs vond slechts eenige afwisseling in reizen naar Engeland, Frankrijk en Denemarken en in het bekleeden der betrekking van afgevaardigde naar Cassel (1808). Na het voltooijen van zijn woordenboek was zijne geestkracht uitgeput. Schoon gezond van ligchaam, verloor hij alle helderheid van gedachten. en zelfs de gewone heerschappij over de taal. Hij verkeerde eindelijk in een kindschen toestand, en overleed den 18den October 1818.
Campe was een uitmuntend paedagoog, bezield met warme liefde voor het opkomend geslacht, vrij van alle pedanterie, afkeerig van alle sentimentaliteit en steeds ijverig, om practische menschen te vormen. Hij verwachtte alles van het verstand, en was dien ten gevolge met de beoefenaars der schoone kunst zeer weinig ingenomen. Alles metende met den maatstaf der nuttigheid, gevoelde hij meer achting voor den uitvinder van het spinnewiel, dan voor den vervaardiger van het fraaiste gedicht.
Dit alles blijkt duidelijk uit zijne geschriften, bijv. uit zijne „Fragmente über mehrere noch unbenutzte Förderungsmittel der Industrie”. Ook in zijn algemeen gelezen „Robinson Crusoë” staat het „Help u zelven” op den voorgrond. Vooral heeft hij eene menigte geschriften voor de jeugd in het licht gegeven, die onder den titel „Sämmtliche Kinder- und Jugendschriften” in 1817 te Brunswijk in 30 deeltjes gedrukt zijn. Daarvan werden onderscheidene in andere talen overgezet.
Zijne opvoedkundige opstellen zijn vooral geplaatst in de „Pädagogische Unterhaltungen” en in het „BraunSchweiger Journal”. Daarin worden vele vooroordeelen van dien tijd bestreden, en zij zijn desgelijks in 30 deeltjes bijeengebragt. Belangrijk is voorts zijne onvoltooide „Schulencyklopädie”, en zijne „Revision des gesammten Erzichungswesens (15 dln)”.
Ook heeft hij eenige wijsgeerige geschriften, inzonderheid over zielkunde, in het licht gegeven, terwijl voorts zijne ijverige bemoeijingen zich uitstrekten tot de Duitsche taal, die hij van tallooze inkruipselen wenschte te zuiveren. Hierbij luisterde hij echter te zeer naar zijne theoretische begrippen en verloor uit het oog, dat eene levende taal zich onophoudelijk ontwikkelt. Niettemin blijft zijn groot woordenboek nog altijd een zeer belangrijk werk.
August Campe, een Duitsch boekhandelaar en een neef van den voorgaande, geboren te Deensen in 1773, die met zijn broeder Julius (geboren in 1794) aan het hoofd kwam van den aanzienlijken boekhandel onder de firma „Hoffman und Campe” te Hamburg, waar hij in 1836 overleed, terwijl beider broeder Friedrich (geboren in 1777, overleden in 1846) te Hamburg voor eigen rekening
het „Museum für Literatur und Kunst” stichtte, doctor in de wijsbegeerte werd, een uitgebreiden boekhandel te Neurenberg grondvestte, in 1825 den eersten stoot gaf aan het tot stand komen van het „Buchhändlerverein” te Leipzig, en eenige geschriften in het licht deed verschijnen, zooals „Reliquien von Albrecht Dürer (1827)” en een „Malerlexikon (1833)”.