Brocchi (Giovanni Battista), een Italiaansch natuurkundige, werd geboren te Bassano den 18den Februarij 1772. Hij begaf zich eerst naar Pisa, om er in de regten te studéren, en vervolgens naar Rome, waar hij zich toelegde op de kennis der natuur. Daarna vertrok hij naar Venetië, waar hij eenige muséa voor natuurlijke historie in orde bragt en achtereenvolgens geschriften uitgaf over de Egyptische beeldhouwkunde (1792), over de welriekende bloemen en sierplanten (1796), en over Dante (in brieven aan eene dame, 1797).
In 1801 werd hij leeraar in de natuurlijke historie te Brescia, waar men hem het opzigt toevertrouwde over den botanischen tuin en hem belastte met het stichten van een muséum. Zijn “Trattato mineralogico e chimico sulle miniere di ferro (1808)” was oorzaak, dat hij van de regering eene aanstelling ontving bij het departement der mijnen. Na een naauwgezet onderzoek van het Fassa-dal schreef hij hierover eene “Memoria mineralogica (1811)” en zag zich benoemd tot lid van het Italiaansch Instituut. Om de fossiele schelpen der bergstreek te leeren kennen, reisde hij van Modena over Barigazzo naar Rome, voorts naar Napels, waar hij de uitbarsting van den Vesuvius gadesloeg en keerde in Mei 1812 te Modena terug. Nadat hij in 1813 met hetzelfde doel eene tweede reis in het westen van Italië volbragt had, verscheen zjjn belangrijkst geschrift onder den titel “Trattato di conchiliologia fossile subapennina (1814)”.
Bij den val van het Fransche keizerrijk verloor hij zijne betrekking en wegens zijne democratische gevoelens was hij niet aangenaam aan de Oostenrijksche regéring, zoodat hij als privaat-docent werkzaam bleef in verschillende steden van Italië en zich bij voortduring met mineralogische studiën bezig hield, waarvan hij de uitkomsten mededeelde in de “Biblioteca italiana”. Voorts gaf hij een “Catalogo ragionato di una raccolta di rocce disposto (1817)”, vertoefde te Rome, in Calabrië en op Sicilië en schreef eene belangrijke verhandeling “Dello stato fisico del suolo di Roma(1820)”. Daarna werd hij door Mehemed Ali aangesteld tot directeur der mijnen in Egypte, deed er belangrijke reizen en overleed te Chartoem den 25sten September 1826. Zijne handschriften en verzamelde voorwerpen had hij vermaakt aan zijne geboortestad Bassano, doch men vermeldt, dat laatstgenoemde in de haven van Triëst zijn verongelukt.