Een Duitsch schrijver over letter- en opvoedkunde, werd geboren den 6den Julij 1698 te Wormsdorf bij Maagdenburg, en bezocht de hoogescholen te Berlijn en te Halle. Reeds in 1819 werd hij benoemd tot gouverneur van de Koninklijke inrigting voor cadetten te Berlijn, en in 1820 tot leeraar aan het Paedagogium te Halle. In 1824 werd hij leeraar aan het Friedrich-Wilhelm-gymnasium en in 1828 professor.
Hij overleed den 6den April 1850. Van zijne talrijke geschriften noemen wij “Geschichte der Karthager(1827)”, “Lexicon Taciteum (1830)”, “Des Cajus C. Tacitus sämemtliche Werke übersetzt (1831)” en “Historiae antiquae epitome”.