Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Böttiger

betekenis & definitie

Onder dezen naam noemen wij:

Karl August Böttiger, een beroemd oud­heidkundige. Hij werd geboren den 8sten Julij 1760 te Reichenbach in Saksen, bezocht de Universiteit te Leipzig, toefde vervolgens eenige jaren te Dresden als huisonderwjzer, werd in 1784 rector te Guben, in 1790 te Bautzen, en in 1791 directeur van het gym­nasium te Weimar.

In 1804 werd hij belast met het opzigt over de studiën der Keurvor­stelijke pages ite Dresden met den titel van hofraad en er vervolgens in dergelijke betrek­king geplaatst bij de Koninklijke ridder-academie, terwijl hem tevens het oppertoezigt op de Koninklijke oudheidkundige muséa was opgedragen. Bij de nieuwe organisatie der ridder-academie in 1821 verviel zijne betrekking, maar hij bleef zijn tractement genieten tot aan zijn dood, welke voorviel op den 17den November 1835, nadat hij in 1832 lid was geworden van het Fransche Instituut. Hij was een man van veel kunstzin en ongemeene erva­ring, doch sommigen hebben hem verweten, dat hij te kwistig was met zijn lof jegens letter­kundige vrienden. Hij heeft eene menigte wer­ken uitgegeven over kunst en oudheidkennis; daarvan noemen wij “Griechische Vasengemälde mit archäologischen und artistischen Erläuterungen und Originalkupfern (Weimar 1797—1800)”, “Sabina oder Morgenscenen im Putzzimmer einer reichen Römerin (1803, 2de uitgave 1806)”, “Amalthea oder Museum der Kunstmythologie und bildenden Alterthumskunde (1821—1825, 3 dln)” en het vervolg hiervan onder den titel “Archäologie der Kunst (1828)”. Daarenboven was hij medewerker in onderscheidene tijdschriften, zooals den “Neuen Merkur”, “London und Paris” en de “Allgemeine Zeitung.” Ook heeft hij Latijnsche opstellen en gedichten nagelaten.

Karl Wilhelm Böttiger, (een geschiedschrij­ver en een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Bautzen den 15den Augustus 1790, studeerde te Leipzig in de godgeleerdheid en letterkunde, en was daarna eenige jaren huis­onderwijzer te Weenen, waar hij zich met ijver toelegde op de geschiedenis.

Nadat hij eenigen tijd te Göttingen had vertoefd, om Meeren te hooren, vestigde hij zich in 1817 als privaat-docent te Leipzig en werd in 1821 hoogleeraar te Erlangen. Tot zijne geschrif­ten behooren “Biographie Heinrichs des Löwen (1819)”, “Die Deutsche Geschichte für Gymnasien und Schulen (8ste uitgave 1838)”, Allgemeine Geschichte für Schule und Haus (11de uitgave 1849)”, en “Die Weltgeschichte in Biographien (dl 1—8, 1839—1846).” Hij over­leed den 26sten November 1862.

Karl Wilhem Böttiger, een Zweedsch dich­ter. Hij werd geboren te Westeräs den 15den Mei 1807, studeerde te Upsala, werd er doctor in de wijsbegeerte en amanuensis bij de biblio­theek. In 1835 deed hij eene reis door Duitschland, Nederland, Frankrijk en Italië, en be­zocht laatstgenoemd land in 1838 nogmaals op kosten der regering. Hij heeft onderschei­dene bundels gedichten, een muzen-almanak en ook eene vertaling van Tasso's “Verlost Jerusalem” in het licht gegeven.

< >