Gepubliceerd op 31-10-2017

visch

betekenis & definitie

visch - Zelfstandignaamwoord
1. verouderde spelling of vorm van vis van vóór 1946/47
Hij vergiste zich hierin niet, maar bij gebrek aan rundvleesch, zou hij zich zeer gaarne eens vergast hebben aan varkens- of hertenvleesch, patrijzen of kwartels of visch, hetgeen met de opbrengst der rijstvelden bijna uitsluitend het voedsel der Japanners uitmaakt.