vierenhalf - Hoofdtelwoord
1. (breukgetal) de breuk 4½; vier en een half
♢ Hij is na vierenhalf jaar overleden.
♢ Ik ga vierenhalve kilometer lopen morgen.
Woordherkomst
samenstelling van vier en half met het invoegsel -en-
Gepubliceerd op 31-10-2017
vierenhalf
betekenis & definitie