Gepubliceerd op 01-11-2017

uitpuilend

betekenis & definitie

uitpuilend - Bijvoeglijk naamwoord
1. naar buiten uitstekend
Zij keek met verbaasde, uitpuilende ogen naar haar cijferlijst waar alleen maar negens en tienen op stonden.

uitpuilend - Werkwoord
1. onvoltooid deelwoord vanuitpuilen

Woordherkomst
onvoltooid deelwoord van uitpuilen