Wat is de betekenis van uitpuilend?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uitpuilend

uitpuilend - Bijvoeglijk naamwoord 1. naar buiten uitstekend Zij keek met verbaasde, uitpuilende ogen naar haar cijferlijst waar alleen maar negens en tienen op stonden. uitpuilend - Werkwoord 1. onvoltooid deelwoord vanuitpuilen Woordherkomst onvoltooid deelwoord va...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitpuilend

adj., prott(er)ich; -e ogen hebben, pûleagje.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITPUILEND

UITPUILEND - bn. uitzettend door zwelling; uitpuilende oogen, die naar buiten uitsteken.