thuisloos - Bijvoeglijk naamwoord
1. zonder vaste woon- of verblijfplaats
♢ Na de scheiding was de alcoholist thuisloos. Hij stond wel ingeschreven bij zijn moeder waar hij vaak overnachtte maar niet echt woonde.
Woordherkomst
afgeleid van thuis met het achtervoegsel -loos
Gepubliceerd op 01-11-2017
thuisloos
betekenis & definitie