stokouder - Bijvoeglijk naamwoord
1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van stokoud
♢ Twee weken geleden viel de blik op een stokoud handgeschreven receptenschrift van een dode drogist (ontharingsmiddel, hoestdrank, schoenwit, slempsuiker, Bordeausche pap, Parijsch groen, liquor Burowi) en een nog stokouder boekje met aanwijzingen voor bemesting in de landbouw.
Gepubliceerd op 02-11-2017
stokouder
betekenis & definitie