stage - Zelfstandignaamwoord
1. (onderwijs) tijd gedurende welke een leerling of student onder begeleiding in de praktijk werkt als onderdeel van de opleiding, praktisch werken, praktijkstage
2. meer in het algemeen verblijf b.v. hoogtestage, trainingsstage
3. toneel (van het Engels) b.v. in stagemanager, stagediver, stagediving, backstage
stage - Bijvoeglijk naamwoord
1. verbogen vorm van de stellende trap van staag
Woordherkomst
afgeleid van het Franse stage (met het achtervoegsel -age)
Verwante begrippen
stagiair, stagiaire, beroepspraktijkvorming
Gepubliceerd op 02-11-2017
stage
betekenis & definitie