Gepubliceerd op 04-12-2017

onbehaaglijk

betekenis & definitie

onbehaaglijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. niet prettig, fijn of aangenaam
Die bizarre, eindeloos lange tafel in foeilelijk namaakhout? Phara de Aguirre en Xavier Taveirne, het nieuwe presentatieduo, zitten allebei aan het hoofd van die tafel, en daardoor onbehaaglijk dicht tegen elkaar. Dat onbehagen werd benadrukt door de vaak bizarre camerastandpunten. Daardoor zat altijd wel iemand die niet aan het woord was ongemakkelijk in de camera te staren.
Waar de attractie van het woord feminisering in schuilt? 'Het is een simpel verklaringsmodel voor ontwikkelingen waar sommige mensen zich onbehaaglijk bij voelen. We klampen ons vast aan de duidelijke categorieën man en vrouw. We zien meer juffen voor de klas en we stellen vast dat jongens het op de basisschool iets minder goed doen dan meisjes. Die twee parallelle ontwikkelingen moeten dan wel iets met elkaar te maken hebben. Het ligt echter meer in de rede om de schoolprestaties van jongens in verband te brengen met het feit dat hun vrijheid in de klas de laatste decennia gigantisch is toegenomen. Misschien worden jongens niet te veel, maar juist te weinig beteugeld. Het is maar een hypothese.'

Woordherkomst
afleiding behaaglijk met het voorvoegsel on-

Synoniemen
onaangenaam, oncomfortabel, hinderlijk, ongemakkelijk, storend, vervelend