Gepubliceerd op 04-12-2017

hinder

betekenis & definitie

hinder - Zelfstandignaamwoord
1. last, ongemak: Wegenwerken veroorzaken meestal hinder voor de omwonenden.

hinder - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hinderen
♢ Ik hinder
2. gebiedende wijs van hinderen
hinder!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hinderen
hinder je?

Verwante begrippen
benardheid, gêne, knelpunt, last, overlast, penarie, stoornis, verlegenheid, verslagenheid, verstoring