dauw - Zelfstandignaamwoord
1. condensatiedruppels gevormd op de grond door afkoeling van vochtige lucht
♢ Het grasveld was bedekt met dauw.
dauw - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dauwen
* Ik dauw
2. gebiedende wijs van dauwen
* dauw!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dauwen
* dauw je?
Uitdrukkingen en gezegden
♦ voor dag en dauw
heel vroeg in de ochtend
Gepubliceerd op 03-10-2017
dauw
betekenis & definitie