Gepubliceerd op 10-11-2017

brauw

betekenis & definitie

brauw - Zelfstandignaamwoord
1. wenkbrauw
Ziet ge niet hoe zijn brauw fronst om uw ijdel<br>Gelegenheidsgestamel, ijdel galmen,<br>Zinloos en zielloos voor den steeds miskende?<ref>Rembrandt-hoon<br>Alex Gutteling, 1906</ref>

brauw - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brauwen
♢ Ik brauw
2. gebiedende wijs van brauwen
brauw!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brauwen
brauw je?