Wat is de betekenis van Ijdel?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ijdel

ijdel - Bijvoeglijk naamwoord 1. vol van zelfbewondering, een te hoge dunk hebbend van het eigen voorkomen en/of de eigen bekwaamheden Verwante begrippen ingebeeld, verwaand, zelfgenoegzaam, zelfvoldaan

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ijdel

ijdel - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ij-del 1. wie zichzelf bewondert en/of door anderen bewonderd wil worden ♢ hij is zo ijdel: hij staat uren voor de spiegel 2. ongegrond, niet gebaseerd op feiten ...

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ijdel

adj. & adv., idel; (nietig), neatich, nearzich, ûnnut; (eigenwijs), poazich proastich, proestich, greatsk, wiis.

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ijdel

bn. bw. (-er, -st), 1. (Zuidn.) ledig, niet vol: ijdele vaten, handen; 2. krachte-, waarde-, zinloos, onnut, vergankelijk : ijdele dingen, ijdele klanken, woorden, dromen, vermaken; — vruchteloos, zonder uitwerking : ijdele pogingen ; 3. zonder enige grond: ijdele vrees; ijdele hoop, die niet vervuld wordt of kan...

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ijdel

bn., bw. (1 niet-gevuld, ledig, inz. Z.- N.; 2 praalziek; zich verheffende op nietigheden; gevoelig voor vleierij; 3 onbeduidend; 4 zonder enige grond; vruchteloos; 5 louter, niets dan): 1. ijdele vaten; 2. een ijdel meisje; een ijdel mens geeft veel, een trots mens weinig om het oordeel van anderen; 3. rekenschap geven van elk ijdel woord, Matth....

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ijdel

('ij:dəl) bn. en bw. (-er, -st) [Mned. idel, leeg] 1. zinloos, waardeloos : -e teorieën. 2. onbeduidend, nietig : -e woorden; het aards geluk is -. 3. vergeefs, vruchteloos : -e pogingen. 4. lichtvaardig : Gods naam gebruiken. 5. enkel, bloot, louter : vertoon. 6. zonder grond ; -e vrees, hoop. 7. met zichzelf ingenomen. praalziek,...

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ijdel

bn. en bw. (-er, -st), 1. waardeloos, zinloos, vergankelijk: ijdele dingen; ijdele klanken, woorden, vruchteloos, zonder uitwerking: ijdele pogingen; 2. zonder enige grond: ijdele vrees; ijdele hoop, die niet vervuld wordt of kan worden; 3. met zichzelf ingenomen; gevoelig voor vleierij, pronkzuchtig (thans de meest gewone betekenis): een —...

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)