billijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. redelijk, rechtvaardig, eerlijk, een niet te hoge of te lage prijs
♢ Hij verkocht die lamp voor een billijke prijs.
billijk - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van billijken
♢ Ik billijk
2. gebiedende wijs van billijken
♢ billijk!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van billijken
♢ billijk je?
Woordherkomst
van het Middelnederlandse woord billijc, billike "rechtvaardig, passend", cognaat met Duits billig
Gepubliceerd op 10-11-2017
billijk
betekenis & definitie