ankeren - Werkwoord
1. (inerg) (scheepvaart) het anker laten zakken met de bedoeling het schip hiermede aan de bodem van het vaarwater vast te leggen, voor anker gaan, voor anker leggen
2. (ov) (scheepvaart) voor anker liggen
♢ Zij ankerden hun zeilboot enige tijd in een inham om wat te kunnen zwemmen.
3. (figuurlijk) zich ergens een vaste positie verwerven, een zitplaats bemachtigen, ergens gaan wonen
4. iets vastmaken met ankers
Woordherkomst
Afgeleid van anker met het achtervoegsel -en
Synoniemen
[1] meren
[4] verankeren
Antoniemen
[1] ankerop gaan
Verwante begrippen
[1] vastleggen
Gepubliceerd op 31-10-2017
ankeren
betekenis & definitie