aankomend - Bijvoeglijk naamwoord
1. aanstaand
♢ Hij zou wel eens de aankomende voorzitter van onze vereniging kunnen zijn.
♢ Aanstaande woensdag komen mijn kinderen eten.
2. opgroeiend
♢ Hij was een jong en veelbelovend aankomend talent.
aankomend - Werkwoord
1. onvoltooid deelwoord vanaankomen
Gepubliceerd op 31-10-2017
aankomend
betekenis & definitie