Trust, Engels betekent letterlijk: vertrouwen.
In Amerika hebben zich al de verschillende fabrikanten van een of ander artikel of ook al de verschillende bezitters van mijnen (steenkolen, petroleum, staal, enz.) tot één geheel vereenigd, om de productie te regelen en de prijzen vast te stellen.
Hierdoor wordt de onderlinge concurrentie opgeheven om de winst zo groot mogelijk te maken. Zulk een vereeniging nu noemt men een trust. In plaats van de fabrikanten of de mijnbezitters elk afzonderlijk en op zichzelf, treedt nu als het ware één persoon op, daar de prijs der waren overal gelijk is. Een trust heeft het dus in zijn macht, zelf den prijs vast te stellen (natuurlijk zeer hoog) en daardoor meest buitensporige winsten te behalen. Het publiek is dan ook met de trusts alles behalve ingenomen.
Ook in andere landen (Duitsland, Engeland, enz.) is het voorbeeld van Amerika nagevolgd. In Duitschland zijn bovendien ook verenigingen ontstaan, waarbij elke fabrikant, mijnbezitter, enz. zijn eigen zaak blijft drijven, maar zich verbindt niet onder een bepaalden prijs te ver- koopen. Zulk een vereeniging heet een kartel (kartel) of ook wel syndicaat. Bij een trust verliest elke aangesloten fabrikant zijn zelfstandigheid, bij een kartel daarentegen behouden de aangeslotenen hun zelfstandigheid: alleen zijn zij gebonden aan een zekeren minimumprijs.
In ons land komen vooreerst bijkantoren van grote (internationale) kartels of trusts voor, o. a. het Rijn-Westfaalsche Steen- kolen-syndicaat ; de Amerikaanse Petroleum-Company, de „Nederl. Scheepvaart-Unie (een samenwerking tusschen de Stoomvaart-Maatsch. „Nederland", de „Rotterd. Lloyd" en de „Kon. Paketvaart") ; de kartels van fabrikanten van behangsellinnen, zoutziederijen, schelpkalkfabrikanten, flesschenïabrikanten, bect- wortelsuikerïabrieken, enz. De bekende „Ned. Gist- en Spiritusfabriek" is ook een trust, in zoverre zij een ineensmelting is van een aantal vroegere concurrenten.