De Grieken hadden de gewoonte om op de plaats, waar de vijand begonnen was te vluchten, een aantal wapenrustingen van gesneuvelde vijanden aan een boom te hangen of aan een paal, opzettelijk daarvoor in den grond geslagen.
Zulk een versierde boom of paal heette tropaion, een afleiding van 't werkwoord, dat vluchten beteekent. De trofeeën waren aan de goden gewijd en hun vernieling werd zwaar gestraft. Later werden zij door meer duurzame gedenkteekenen (monumenten) vervangen. Thans noemt men trofeeën of trofeeën de buitgemaakte vaandels en wapenen, bijv. „Het leger trok de hoofdstad binnen, omgeven door tal van trofeeën." — Ook versieringen (decoraties) van vlaggendoek en wapenen, bijv. in een zaal, op een erepoort, enz. noemt men wel trofeeën.